De kamer

In een huis bewonen Rose en Bert een kamer. Het schijnt een groot huis te zijn, met nog meer huurders, maar Rose en Bert hebben er nog nooit méér van gezien dan hun eigen kamer. Meneer Kidd, die enige malen de kamer binnenkomt, schijnt de huisbaas te zijn. Rose gaat nooit naar buiten, blijft altijd in haar veilige ruimte. Bert gaat wel eens weg, met de auto, zoals hij ook nu doet. Wanneer Rose alleen is, staan opeens meneer en mevrouw Sands voor de deur. Ze hadden gehoord dat deze kamer te huur is. De volgende bezoeker is een blinde neger die Rose ‘Sall? noemt en die een boodschap van haar vader heeft. Bert komt thuis. Hij schopt de neger dood. Rose is blind geworden.Karakters:Bert Hudd, man van in de 50, ruw en laconiek.Rose Hudd, vrouw van in de 60.Meneer Kidd, vrij oude man, vaag en nerveus.Meneer en mevrouw Sands, jong stel.Riley, een blinde neger.Harold Pinter schreef ?The room? (zijn eerste stuk) in de jaren ’50; de eerste opvoering was in 1957 door studenten van de Bristol University. Hoewel Pinter’s latere werk meer succesvol was en is, zijn er toch in ?De kamer? al elementen te ontdekken die we bij Pinter vaker zullen tegenkomen: dreiging, angst, indringer(s), ontbreken van een verklaring of motivatie voor de handeling. De kamer, hier de spil van het stuk, is ook een terugkerend element in Pinter’s werk. In dit stuk is de kamer voor de hoofdrolspeelster Rose de enige zekerheid, een soort toevluchtsoord dat ze nooit verlaat. Daarbuiten is de vijandige wereld, nog versterkt door het feit dat het winter en avond is.